Rina Steenkamp - Privacy en technologie

Mijn geannoteerde Wbp

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens

Paragraaf 1. De verwerking van persoonsgegevens in het algemeen

Artikel 6 [Algemeen: gegevensverwerking in overeenstemming met de wet en behoorlijk en zorgvuldig]

Artikel 6

Persoonsgegevens worden in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze verwerkt.

Richtlijn 95/46/EG

Artikel 6 lid 1 sub a

[1. De Lid-Staten bepalen dat de persoonsgegevens:]

a) eerlijk en rechtmatig moeten worden verwerkt

Memorie van Toelichting

Dit voorschrift bepaalt dat persoonsgegevens in overeenstemming met de wet, behoorlijk en zorgvuldig moeten worden verwerkt. Het geeft uitvoering aan artikel 6, eerste lid, onder a, van de richtlijn dat voorschrijft dat persoonsgegevens op eerlijke en rechtmatige wijze moeten worden verwerkt. Een dergelijke algemene norm was niet opgenomen in de WPR maar vloeide voort uit hetgeen in het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en – voor zover het de overheidssector betrof – uit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In de authentieke Engelse en Franse tekst van de richtlijn wordt gesproken van 'processed fairly [and] lawfully' onderscheidenlijk 'traitées loyalement et licitement'. Deze terminologie sluit aan bij de authentieke teksten van het Verdrag inzake gegevensbescherming. De term 'fair' heeft in het buitenland gediend als een bron voor de ontwikkeling van nieuwe behoorlijksregels op het terrein van de gegevensbescherming. De herkomst van 'fair' sluit bijvoorbeeld aan bij Angelsaksische begrippen over een behoorlijke en fatsoenlijke omgang met medeburgers en hun belangen en heeft in de Angelsaksische jurisprudentie een uitgekristalliseerde betekenis gekregen. In de Duitse wetgeving is bepaald dat – wil er sprake zijn van een eerlijke gegevensverkrijging – persoonsgegevens bij de betrokkene zelf dienen te worden verzameld tenzij aan specifieke voorwaarden is voldaan (artikel 13 BDSG). De Nederlandse vertaling 'eerlijk en rechtmatig' van de genoemde bepalingen is in het onderhavige artikel 6 niet overgenomen om de volgende redenen. Zouden persoonsgegevens 'oneerlijk' worden verwerkt, dan is dit in het Nederlands recht in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt. Blijkens artikel 6:162 BW is er dan al sprake van onrechtmatigheid. Daardoor wordt het begrippenpaar 'eerlijk en rechtmatig' een tautologie. Bovendien heeft het woord 'eerlijke gegevensverwerking' in het Nederlands recht geen specifieke juridische betekenis. Daaraan doet geen afbreuk het feit dat er jurisprudentie is ontwikkeld met betrekking tot het begrip 'eerlijke behandeling' in artikel 6 EVRM. Het advies van de Registratiekamer om het begrip op te nemen in artikel 6 wordt daarom ook niet opgevolgd. Belangrijker is in deze aansluiting te zoeken bij reeds bestaande Nederlandse wetgeving. Het voorschrift dat gegevens op een behoorlijke en zorgvuldige wijze moeten worden verwerkt, sluit beter aan bij de vereiste maatschappelijke zorgvuldigheid die men in acht heeft te nemen ten einde een onrechtmatige daad te voorkomen.
Artikel 6 keert zich dus onder meer tegen die vormen van gegevensverwerking die naar Angelsaksische traditie als 'unfair' of 'oneerlijk' worden beschouwd. Voorwaarde voor een eerlijke verwerking van gegevens is – zo stelt een overweging 38 bij de richtlijn – dat de betrokkenen van het bestaan van de verwerkingen kennis kunnen hebben en, wanneer van hen gegevens worden verkregen, daadwerkelijk en volledig worden ingelicht over de omstandigheden waaronder deze gegevens worden verkregen. Praktijken waarbij bij voorbeeld onopgemerkt gegevens omtrent personen worden vergaard en verwerkt, al dan niet met behulp van technische hulpmiddelen, zijn dus ongeoorloofd. In het Nederlands strafrecht hebben deze noties een neerslag gekregen in 1971 (artikelen 139a e.v. Wetboek van Strafrecht. Daarbij zijn de strafbepalingen opgenomen tegen het illegaal afluisteren van (telefoon)gesprekken en het illegaal maken van afbeeldingen van personen met heimelijk opgestelde camera’s in niet voor het publiek toegankelijke ruimten. Het woord 'wet' heeft mede betrekking op andere wetgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens. Het gaat hier dus om een schakelbepaling die verzekert, dat de betrokken regelingen in onderling verband van toepassing zijn.

[MvT, pagina 77-78]