Rina Steenkamp - Privacy en technologie
Hoofdstuk 11. Gegevensverkeer met landen buiten de Europese Unie
3. De Lid-Staten en de Commissie brengen elkaar op de hoogte van de gevallen waarin, naar hun oordeel, een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 biedt.
4. Wanneer de Commissie volgens de procedure van artikel 31, lid 2, constateert dat een derde land geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 biedt, nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om doorgifte van gegevens van dezelfde aard naar het betrokken land te voorkomen.
5. De Commissie opent op het gepaste ogenblik onderhandelingen ter verhelping van de situatie die voortvloeit uit de in lid 4 bedoelde constatering.
6. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 31, lid 2, constateren dat een derde land, op grond van zijn nationale wetgeving of zijn internationale verbintenissen, die het met name na de in lid 5 bedoelde onderhandelingen is aangegaan, waarborgen voor een passend beschermingsniveau in de zin van lid 2 biedt met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de fundamentele vrijheden en rechten van personen.
De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om zich naar het besluit van de Commissie te voegen.
Artikel 25, derde lid, van de richtlijn verplicht Nederland als lid-staat van de Unie de Commissie op de hoogte te brengen van de gevallen waarin naar het oordeel van de regering een derde land geen passend niveau van bescherming biedt. De bepaling legt deze verplichting op aan de Minister van Justitie. Er is een overeenkomstige verplichting indien een vergunning wordt afgegeven als bedoeld in artikel 77, tweede lid. Dit is opgenomen in onderdeel b van het eerste lid. Naar aanleiding van deze melding kan de Commissie verzet aantekenen en maatregelen nemen overeenkomstig de procedure, beschreven in artikel 31, tweede lid, van de richtlijn (artikel 26, derde en vierde lid).
Artikel 25, vierde tot en met zesde lid, geven de Europese Commissie de bevoegdheid interpretatieve verklaringen met bindende kracht te doen omtrent het beschermingsniveau van derde landen, zowel in positieve als in negatieve zin. Hetzelfde kan ingevolge artikel 26, derde lid, van de richtlijn geschieden naar aanleiding van een melding van een door een van de lidstaten bedoelde toestemming als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de richtlijn. Aldus zijn instrumenten gegeven om een geharmoniseerd beleid van de Unie tegenover derde landen te bewerkstelligen. Het tweede lid van artikel 78 biedt de mogelijkheid dergelijke verklaringen om te zetten in het nationale recht. Gaat het om verklaringen van algemene strekking dan vindt de omzetting plaats bij ministeriële regeling. In andere gevallen vindt de omzetting plaats middels bij beschikking. Titel 1.2 Awb ontheft de Minister van een aantal procedureverplichtingen wanneer het gaat om de uitvoering van bindende besluiten van organen van de Europese Gemeenschappen. Een spoedige omzetting is aldus gewaarborgd.
Daarnaast kan het ten behoeve van een juiste implementatie in het Nederlandse recht nodig zijn om een eerder verleende vergunning als bedoeld in artikel 77, tweede lid, te herzien. Een verklaring van de Commissie kan aanleiding zijn om een dergelijke vergunning in te trekken of te wijzigen. In het tweede lid, onderdeel c, wordt hierin voorzien.
[MvT, pagina 195-196]