Rina Steenkamp - Privacy en technologie
Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens
Paragraaf 1. De verwerking van persoonsgegevens in het algemeen
Artikel 8 [Grondslag rechtmatigheid gegevensverwerking]
[...] de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene
Een gegevensverwerking is gerechtvaardigd indien deze noodzakelijk is ter bestrijding van een ernstig gevaar voor de gezondheid van de betrokkene. Artikel 7, onder d, van de richtlijn spreekt van een verwerking die noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene.
In overweging 31 wordt hierover opgemerkt dat 'een verwerking ook als geoorloofd moet worden beschouwd wanneer zij wordt uitgevoerd ter bescherming van een belang dat voor het leven van de betrokkene essentieel is'. De formulering van onderdeel d sluit hier op aan. De verwerkingsgrond van onderdeel d dient eng te worden geďnterpreteerd: er moet een dringende medische noodzaak aanwezig zijn de gegevens van de betrokkene te verwerken. Het moet gaan om een zaak van leven of dood. Als voorbeeld kan de situatie gelden dat terstond medische hulp nodig is naar aanleiding van een ongeval van de betrokkene waarbij deze buiten bewustzijn is geraakt. Voorts moet de noodzaak dringend zijn omdat anders aan de betrokkene zijn ondubbelzinnige toestemming (artikel 8, onder a) moet worden gevraagd.
Het subsidiariteitsbeginsel brengt met zich dat – in het geval toestemming van de betrokkene kan worden gevraagd – dit de voorkeur verdient. Het is niet altijd noodzakelijk dat de betrokkene niet in staat is overeenkomstig onderdeel a van artikel 8 toestemming te verlenen. Ook indien de noodzaak om op te treden zo dringend is dat in redelijkheid van de verantwoordelijke niet kan worden gevraagd toestemming van de betrokkene(n) te vragen, kan een gegevensverwerking op grond van dit voorschrift geoorloofd zijn. Gedacht kan worden aan het geval van een grootschalige ramp waarbij terstond maatregelen in de sfeer van de hulpverlening moeten worden getroffen. Het is dan ondoenlijk eerst alle betrokkenen te informeren en toestemming te vragen alvorens de hulpverlening te starten. Hetzelfde geldt voor hulpverlening aan bewoners van een in brand staand huis.
[MvT, pagina 83-84]