Rina Steenkamp - Privacy en technologie

Mijn geannoteerde Wbp

Hoofdstuk 9. Toezicht

Paragraaf 1. Het College bescherming persoonsgegevens

Artikel 55 [Bezoldiging, zittingsgeld, nevenwerkzaamheden]

Artikel 55

  1. De voorzitter en de andere twee leden genieten een bezoldiging voor hun werkzaamheden. De buitengewone leden genieten een zittingsgeld. Hun rechtspositie wordt nader geregeld bij algemene maatregel van bestuur.
  2. De voorzitter en de andere twee leden mogen zonder toestemming van Onze Minister geen andere werkzaamheden verrichten waarvoor een beloning wordt genoten indien deze werkzaamheden door hun aard of omvang onverenigbaar zijn met hun werkzaamheden voor het College.

Memorie van Toelichting

In het eerste lid van deze bepaling is de inhoud van artikel 40 van de Wet persoonregistraties, voor zover het nodig bleek deze in dit wetsvoorstel over te nemen, neergelegd. Voor zover het niet is overgenomen is het de bedoeling de regels van de WPR op te nemen in de algemene maatregel van bestuur over de rechtspositie van de leden van de Kamer. Het lijkt niet nodig nader te formaliseren wie eerste en wie tweede plaatsvervangend voorzitter is. Dit kan worden overgelaten aan de Kamer zelf. Artikel 42, tweede lid, WPR is dan ook niet overgenomen.
Het tweede lid beoogt – in het verlengde van de eerder genoemde notitie 'Herstel van het primaat van de politiek bij de aansturing van zelfstandige bestuursorganen' – veilig te stellen dat de bestuursleden van de Kamer geen commerciële nevenactiviteiten kunnen verrichten die gezien hun aard of omvang onverenigbaar zijn met hun werkzaamheden voor de Registratiekamer. Ten aanzien van de voorzitter van de Kamer bevatte artikel 40, derde lid, WPR al een dergelijke voorziening.

[MvT, pagina 180]