Rina Steenkamp - Privacy en technologie
Het College is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.
3. Elke toezichthoudende autoriteit beschikt met name over:
- onderzoeksbevoegdheden, zoals het recht van toegang tot gegevens die het voorwerp vormen van een verwerking en het recht alle inlichtingen in te winnen die voor de uitoefening van haar toezichtstaak noodzakelijk zijn;
- effectieve bevoegdheden om in te grijpen, zoals bij voorbeeld de bevoegdheid om voorafgaand aan de uitvoering van de verwerking advies uit te brengen, overeenkomstig artikel 20, en te zorgen voor een passende bekendmaking van deze adviezen of de bevoegdheid om afscherming, uitwissing of vernietiging van gegevens te gelasten, dan wel een verwerking voorlopig of definitief te verbieden of de bevoegdheid tot de voor de verwerking verantwoordelijke een waarschuwing of berisping te richten of de bevoegdheid de nationale parlementen of andere politieke instellingen in te schakelen;
- de bevoegdheid om in rechte op te treden in geval van inbreuken op ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen, of om die inbreuken onder de aandacht van het gerecht te brengen.
Tegen beslissingen van de toezichthoudende autoriteit kan beroep bij de rechter worden aangetekend.
In artikel 28, derde lid, van de richtlijn wordt bepaald dat de toezichthoudende autoriteit dient te beschikken over effectieve bevoegdheden om in te grijpen. Ter uitvoering van deze bepaling wordt in artikel 65 aan de Registratiekamer de bevoegdheid toegekend om bestuursdwang toe te passen. De bevoegdheid kan worden uitgeoefend indien naar het oordeel van de kamer in strijd wordt gehandeld met de bij of krachtens dit wetsvoorstel gestelde verplichtingen. Zij kan tot dit oordeel komen naar aanleiding van een voorafgaand onderzoek als bedoeld in artikel 31, maar ook naar aanleiding van een onderzoek als bedoeld in artikel 60. Laatstbedoeld onderzoek kan zowel ambtshalve als op verzoek van de betrokkene worden verricht.
Met 'effectieve bevoegdheden om in te grijpen' wordt blijkens de eerdergenoemde richtlijnbepaling onder meer gedoeld op de bevoegdheid om afscherming, uitwissing of vernietiging van gegevens te gelasten. Materieel gezien komt deze bevoegdheid neer op een bestuursdwangbevoegdheid. Het gaat immers conform de omschrijving van artikel 5:21 Awb om 'het door feitelijk handelen optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift – in casu de WBP – gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten'. Om die reden wordt bepaald dat de Registratiekamer bevoegd is tot de toepassing van bestuursdwang. Met deze enkele bepaling kan worden volstaan. De uitoefening van bestuursdwang wordt verder geregeld in Afdeling 5.2 van de Awb. Uit deze regels volgt onder meer dat een beslissing van de kamer tot toepassing van bestuursdwang op schrift moet worden gesteld. In die schriftelijke beslissing moet een termijn worden gesteld waarbinnen de verantwoordelijke de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te treffen. Voorts volgt uit artikel 5:32, eerste lid, Awb, dat de Registratiekamer in plaats van bestuursdwang ook een last onder dwangsom kan opleggen. Ook in dat geval dient de verantwoordelijke een termijn te worden gegund om eerst zelf de overtreding ongedaan te maken.
[MvT, pagina 186]