Rina Steenkamp - Privacy en technologie

Mijn geannoteerde Wbp

Hoofdstuk 10. Sancties

Paragraaf 2. Bestuurlijke boeten

Artikel 74 [Beleidsregels voor de oplegging van boeten]

Artikel 74

Onze Minister kan beleidsregels vaststellen over de uitoefening van de bevoegdheid van het College tot de oplegging van boeten.

Richtlijn 95/46/EG

Artikel 24

Sancties

De Lid-Staten nemen passende maatregelen om de onverkorte toepassing van de bepalingen van deze richtlijn te garanderen en stellen met name de sancties vast die gelden bij inbreuk op de ter uitvoering van deze richtlijn vastgestelde bepalingen.

Memorie van Toelichting

De Registratiekamer heeft conform de EU-richtlijn een toezichthoudende taak die hij op onafhankelijke wijze uitoefent. De aldus gekenschetste positie van de Kamer verdraagt zich niet met een algemene bevoegdheid van de minister van Justitie tot het geven van algemene aanwijzingen. Een dergelijke algemene bevoegdheid is dan ook niet in het wetsvoorstel opgenomen. In het onderhavige artikel is evenwel een uitzondering daarop gemaakt specifiek gericht op de oplegging van bestuurlijke boeten. De minister van Justitie heeft een bijzondere verantwoordelijkheid met betrekking tot de eenheid van de rechtshandhaving. Dit geldt in het bijzonder als het gaat om punitieve sancties zoals de bestuurlijke boete. Vanuit dit oogpunt achten wij het gewenst dat de minister van Justitie ter zake algemene aanwijzingen kan geven. De bevoegdheid tot het opleggen van boeten in concrete gevallen behoort evenwel tot de exclusieve verantwoordelijkheid van de Registratiekamer. Daarop heeft de bevoegdheid van de minister geen betrekking.
De algemene aanwijzingen zijn gegoten in de vorm van beleidsregels als bedoeld in artikel 1:3, vierde lid, Awb. In de formulering van de bepaling is daarop aangesloten. Een uitdrukkelijke bepaling is nodig omdat de bevoegdheid van de minister van Justitie niet rechtstreeks op artikel 4:81, eerste lid, Awb kan worden gebaseerd. Bij de vaststelling van beleidsregels op grond van de onderhavige bepaling zal de minister moeten voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit hoofdstuk 3 en titel 4.3 van de Awb. Gekozen is voor beleidsregels in de plaats van algemeen verbindende voorschriften, omdat bij de te stellen regels inzake bestuurlijke boeten er uit een oogpunt van rechtsbescherming wellicht behoefte zal kunnen bestaan om in individuele gevallen af te wijken van de algemene regels.

[MvT, pagina 191]