Rina Steenkamp - Privacy en technologie
Hoofdstuk 6. Rechten van betrokkenen
[De Lid-Staten waarborgen elke betrokkene het recht van de voor de verwerking verantwoordelijke te verkrijgen:]
b) naar gelang van het geval, de rectificatie, de uitwissing of de afscherming van de gegevens waarvan de verwerking niet overeenstemt met de bepalingen van deze richtlijn, met name op grond van het onvolledige of onjuiste karakter van de gegevens
Dit voorschrift vormt een implementatie van onderdeel b van artikel 12 van de richtlijn en sluit grotendeels aan bij artikel 31 WPR. Ook op grond van artikel 36 kan de betrokkene correctie verzoeken indien de gegevens feitelijk onjuist, voor het doel van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijke voorschrift worden verwerkt. Het hoeft niet altijd te gaan om een de verantwoordelijke verwijtbare onrechtmatige gedraging. Indien bepaalde persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn, heeft de betrokkene ook recht op verbetering zonder dat de verantwoordelijke tekort is geschoten in zijn zorgplicht voor de juistheid van die gegevens. Voorts biedt het artikel de verantwoordelijke de mogelijkheid gegevens af te schermen, indien de verwerking ervan onrechtmatig zou zijn. Het is bijvoorbeeld nodig dergelijke gegevens toch te bewaren met het oog op mogelijke gerechtelijke procedures. Deze mogelijkheid werd overigens ook reeds op grond van artikel 31 WPR aanwezig geacht.
Het derde lid verplicht de verantwoordelijke de verbeteringen aan te brengen.
Het vierde lid voorziet in dit opzicht in een bijzondere regeling. Sommige gegevens worden verwerkt op gegevensdragers die technisch geen wijzigingen toelaten, bijvoorbeeld op microfiche of CD-ROM. De betrokkene kan echter niet van zijn rechten worden ontbloot louter op grond van de beslissing van de verantwoordelijke inzake de door hem te gebruiken techniek. Aan de andere kant is het onwenselijk dat de wet de toepassing van bepaalde technieken zou verbieden. Een oplossing van dit dilemma kan daarin worden gevonden dat de verantwoordelijke aanvullende voorzieningen treft om toch bij het gebruik van de opgeslagen gegevens de gebruiker te voorzien van de juiste gegevens. Dit kan bijvoorbeeld aldus dat bij raadpleging van een duurzame gegevensdrager, de gebruiker telkens wordt gewezen op de noodzaak een aanvullend bestand te raadplegen waarin eventuele verbeteringen zijn opgenomen. De juridische evaluatie heeft de wenselijkheid van een bijzondere regeling voor duurzame gegevensdragers aan het licht gebracht. Correctie behoeft dus niet in alle omstandigheden te betekenen dat de onjuist gebleken persoonsgegevens worden verwijderd of vernietigd. Zo geldt ook voor archiefbescheiden die zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats als bedoeld in de Archiefwet 1995 de praktijk van handhaving van de onjuiste gegevens met daarnaast deponering van de lezing van betrokkene bij het betwiste stuk (zie eveneens paragraaf 15.2 van het algemeen deel van de toelichting).
Het vijfde lid stelt buiten twijfel dat het wetsvoorstel aanvullend is ten opzichte van bijzondere regelingen die een eigen procedure voor verbetering kennen. Voor zover deze bijzondere regelingen onder het communautaire recht vallen, dienen deze uiteraard wel aan de eisen die de richtlijn voldoen.
[MvT, pagina 160]