Rina Steenkamp - Privacy en technologie
Paragraaf 1. Het College bescherming persoonsgegevens
1. Elke Lid-Staat bepaalt dat een of meer autoriteiten worden belast met het toezicht op de toepassing op zijn grondgebied van de ter uitvoering van deze richtlijn door de Lid-Staten vastgestelde bepalingen.
Deze autoriteiten vervullen de hun opgedragen taken in volledige onafhankelijkheid.
Naast de toezichthoudende en adviserende taken, bedoeld in artikel 51, vervult de Kamer andere taken, haar bij wet en verdrag opgedragen.
Zo kan de Kamer adviseren over gegevensverwerkingen met een bijzonder risico. Ook is zij overeenkomstig artikel 65 bevoegd in te grijpen in een proces van gegevensverwerking en maatregelen te treffen. Voorts kan de betrokkene voorafgaand aan een bezwaarschriftenprocedure bij een bestuursorgaan of de gerechtelijke procedure bij de arrondissementsrechtbank zich op grond van artikel 47 wenden tot de Registratiekamer met het verzoek te bemiddelen of te adviseren in zijn geschil met de verantwoordelijke.
De uitvoerende taken van de Kamer bestaan uit de bevoegdheid om in aanvulling op de wettelijke bepalingen die de verwerking van gevoelige gegevens toestaan, goed te keuren dat deze gegevens worden verwerkt (artikel 23, eerste lid, onder e). De Kamer kan een vergunning afgeven voor de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt (artikel 77, tweede lid). Het gaat hier om besluiten in de zin van artikel 1.3 Awb waartegen bezwaar en beroep openstaat. Daarnaast houdt de Kamer een register bij van de aangemelde gegevensverwerkingen en een lijst van de ingevolge artikel 63, tweede lid, aangemelde functionarissen voor de gegevensbescherming.
Aan de Registratiekamer zijn ook diverse internationale taken opgedragen. Zij is aangewezen als bevoegde autoriteit in de zin van het Verdrag van Straatsburg. Voorts is zij vertegenwoordigd in de Gemeenschappelijke Controle Autoriteit op grond van de Uitvoeringsovereenkomst van het Akkoord van Schengen. Op grond van het Europolverdrag zal dit ook gaan gelden voor het daarin voorziene gemeenschappelijke controle-orgaan. Inmiddels is de Registratiekamer ook vertegenwoordigd in de Groep bedoeld in artikel 29 van de richtlijn.
De noodzaak van een onafhankelijke positie van de Registratiekamer is reeds in het algemeen deel van deze memorie toegelicht. De bevoegdheden die de Minister van Justitie tegenover de Kamer heeft als zelfstandig bestuurorgaan, doen geen afbreuk aan deze onafhankelijkheid.
[MvT, pagina 179]