Rina Steenkamp - Privacy en technologie
[Introductie | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 | 11 | 12]
De verwerking van gegevens tot beleidsinformatie vormt de laatste stap van het totstandkomingproces. In deze stap verschuift het accent van de gegevens zelf naar de ontvanger van de beleidsinformatie. Deze moet zich, op basis van de beleidsinformatie, een voor zijn haar doeleinden voldoende waarheidsgetrouw beeld kunnen vormen van de geleverde prestaties en de bereikte maatschappelijke effecten. Om de valkuilen te vermijden is het van belang om inzicht te bieden in eventuele afwijkingen van de afspraken met de bijbehorende consequenties voor het gebruik van de beleidsinformatie (aanbeveling 5), ‘kale’ procesgegevens en gegevens over de samenwerking te presenteren binnen de context van de beleidstheorie (aanbeveling 6) en de beleidsinformatie niet te ‘misbruiken’ voor de onderlinge terugkoppeling tussen de ketenpartners (aanbeveling 7). De rest van deze paragraaf licht deze aanbevelingen nader toe.
Aanbeveling 5: geef inzicht in eventuele afwijkingen van de afspraken.
Als de ontvanger de mate van betrouwbaarheid van de beleidsinformatie overschat kan dit leiden tot onjuiste conclusies, of tot onnodige bijsturing van de uitvoering.
Als één of meer ketenpartners zodanig zijn afgeweken van de afspraken die ze over de beleidsinformatie hebben gemaakt dat de bruikbaarheid van de beleidsinformatie voor de ontvanger daarmee in het geding komt, moet dit bij de beleidsinformatie worden aangegeven. Ook waar de ketenpartners binnen de gemaakte afspraken zijn gebleven, maar de gewenste betrouwbaarheid van de gegevens niet haalbaar is, moet dit worden gesignaleerd. De noodzaak tot signalering hangt samen met het gebruik dat de ontvanger naar verwachting van de informatie zal maken, en van de mate van betrouwbaarheid die daar redelijkerwijze voor vereist is.
Aanbeveling 6: presenteer 'kale' procesgegevens binnen de context van de beleidstheorie.
Toegepast op het voorbeeld van het Digitaal Klantdossier (Figuur 18.5) betekent dit dat de beleidsinformatie niet alleen moet weergeven hoe vaak, bijvoorbeeld, het DKD wordt geraadpleegd, maar ook in hoeverre dit uiteindelijk leidt tot betere prestaties van de keten en tot de gewenste administratieve lastenverlichting voor burgers. Het is mogelijk dat de ketenpartners, om deze beleidsinformatie te kunnen leveren, informatie uit de primaire informatiesystemen (aantallen raadplegingen van het DKD) moeten combineren met, bijvoorbeeld, informatie uit evaluatieonderzoek naar de ervaringen van burgers.
Aanbeveling 7: koppel knelpunten in de ketensamenwerking direct terug.
Tevredenheid van de ketenpartners over de prestaties die de andere ketenpartners leveren kan een indicatie vormen voor het succes van de onderlinge samenwerking. Tegelijkertijd kan de aanleiding voor eventuele ontevredenheid - zoals, bijvoorbeeld, fouten die gebruikers van het DKD in de vastgelegde gegevens constateren - vaak alleen van geval tot geval door de direct betrokken ketenpartners worden opgelost. In het genoemde voorbeeld kan het aantal geconstateerde fouten kan op de langere termijn overigens wel een indicatie vormen voor de kwaliteit van de vastgelegde gegevens.
Het is overigens aan te bevelen om fouten in de gegevensuitwisseling zo veel mogelijk bij de bron aan te pakken door middel van geautomatiseerde controles, en de prioriteit te leggen bij de meest belangrijke gegevens.