Rina Steenkamp - Privacy en technologie

Mijn geannoteerde Wbp

Hoofdstuk 2. Voorwaarden voor de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens

Paragraaf 2. De verwerking van bijzondere persoonsgegevens

Artikel 16

[Verbod op verwerking bijzondere persoonsgegevens] [Meer informatie]

Artikel 17

[Uitzondering op verwerkingsverbod godsdienst of levensovertuiging] [Meer informatie]

Artikel 18

[Uitzondering op verwerkingsverbod ras] [Meer informatie]

Artikel 19

[Uitzondering op verwerkingsverbod politieke gezindheid] [Meer informatie]

Artikel 20

[Uitzondering op verwerkingsverbod lidmaatschap vakbond] [Meer informatie]

Artikel 21

[Uitzondering op verwerkingsverbod gezondheid] [Meer informatie]

Artikel 22

[Uitzondering op verwerkingsverbod strafrechtelijke gegevens] [Meer informatie]

Artikel 23

[Uitzondering op verwerkingsverbod bijzondere persoonsgegevens] [Meer informatie]

Artikel 24

[Gebruik nummer dat ter identificatie van een persoon bij wet is voorgeschreven] [Meer informatie]

Memorie van Toelichting

9. Het systeem van materiële normen

[...]

9.2. Verwerking van gevoelige gegevens

Artikel 8 van de richtlijn bevat bijzondere voorschriften omtrent de verwerking van gevoelige gegevens. Zij vormen een aanscherping van het zojuist geschetste algemene regime. De voorwaarden gelden krachtens de richtlijn uitdrukkelijk cumulatief. De verwerking van gevoelige gegevens dient niet alleen in overeenstemming te zijn met artikel 8 van de richtlijn, maar dient daarnaast ook steeds aan de eisen van artikel 6 en 7 te voldoen. Deze gelaagde systematiek van de richtlijn vindt zijn vertaling in het wetsvoorstel. Met betrekking tot gevoelige gegevens blijven naast de bijzondere voorschriften van artikel 16 e.v. de algemene beginselen van gegevensverwerking onverkort van toepassing. Indien het verbod om gevoelige gegevens te verwerken als bedoeld in artikel 16 wordt opgeheven door een van de daarop volgende bepalingen (artt. 17–23), zal de gegevensverwerking vervolgens moeten worden getoetst aan de algemene beginselen zoals vastgelegd in de artikelen 6 tot en met 15. Achtergrond van het verscherpte regime is – zo blijkt ook uit overweging 33 van de richtlijn – dat bepaalde gegevens vanwege hun aard een inbreuk op de fundamentele vrijheden kunnen maken, meer in het bijzonder op de persoonlijke levenssfeer. Om welke gegevens het gaat blijkt uit artikel 8, eerste lid, van de richtlijn: gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging of het lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsmede gegevens die de gezondheid of het seksuele leven betreffen. Uit artikel 8, vijfde lid, blijkt voorts impliciet dat strafrechtelijke en aanverwante gegevens tot deze categorie moeten worden gerekend. Artikel 8 van de richtlijn is in het wetsvoorstel geïmplementeerd in de artikelen 16 tot en met 23. Artikel 16 vormt de basisbepaling. Zij is conform de richtlijn geconstrueerd als een verbod om de in dat artikel aangeduide gegevens te verwerken, tenzij aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In artikel 23, eerste lid, onder e, wordt voorts in algemene zin aangegeven om welke voorwaarden het gaat. Verwerking is slechts toegestaan indien dat noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, passende waarborgen ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden geboden en dat bij wet is bepaald of de Registratiekamer daarmee bij beschikking heeft ingestemd.
De artikelen 17 tot en met 22 bevatten vervolgens volgens het geschetste stramien per categorie gevoelige gegevens de regeling van diverse situaties waarin een ontheffing geldt van het verbod als bedoeld in artikel 16. De artikelen betreffen concrete situaties en sectoren in de samenleving alsmede de verschillende soorten gevoelige gegevens. Specifiek wordt aangegeven wanneer en onder welke voorwaarden een ontheffing van het verbod geldt. In deze concrete gevallen heeft de wetgever reeds een afweging gemaakt van het belang van de verwerking van gegevens enerzijds en het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene anderzijds. Zoals gezegd laat dit onverlet dat steeds ook voldaan zal moeten worden aan de algemene beginselen van gegevensverwerking zoals geregeld in het wetsvoorstel.
Een soortgelijk karakter hebben eveneens de voorschriften, bedoeld in artikel 23. Laatstgenoemde voorschriften doelen daarentegen niet op specifieke situaties maar hebben een ruimer bereik en hebben betrekking op alle sectoren van de samenleving en zien op alle soorten gevoelige gegevens tegelijkertijd. Doordat ze van meer algemene aard zijn, ontkomen ze er niet aan alsnog een nadere belangenafweging voor te schrijven, zij het dat de afwegingscriteria in elk onderdeel verschillen. Artikel 23 bevat een aantal afwegingscriteria voor de gevallen die niet in de artikelen 17 tot en met 22 zijn behandeld. In die zin moet artikel 23 worden beschouwd als een algemene restbepaling. Omdat het onmogelijk is een specifieke regeling te geven voor alle mogelijke gevallen waarin een uitzondering op het verwerkingsverbod gerechtvaardigd is, zijn dergelijke aanvullende bepalingen noodzakelijk.
De vraag is hoe de verhouding is tussen de specifieke artikelen 17 tot en met 22 enerzijds en de algemene bepaling van artikel 23 anderzijds. Met name kan de vraag rijzen in hoeverre een ontheffing van het verwerkingsverbod dat niet kan worden gebaseerd op een van de specifieke bepalingen, alsnog zijn grondslag kan vinden in artikel 23. Deze vraag kan niet voor alle gevallen gelijkluidend worden beantwoord. Met name dient inzake de strekking van de artikelen 17 tot en met 22 acht te worden geslagen op bepalingen die ten opzichte van artikel 23 uitputtend zijn bedoeld, dan wel een verbiedend karakter dragen. Dit laatste is afhankelijk van de terminologie die in de bepaling wordt gehanteerd.
Aldus kan de verhouding tussen de diverse bepalingen als volgt worden samengevat. Het karakter van de specifieke voorschriften, bedoeld in de artikelen 17 tot en met 22 brengt met zich dat indien een ontheffing om gevoelige gegevens te verwerken kan worden gebaseerd op één van deze artikelen, ter zake niet meer getoetst hoeft te worden aan artikel 23. Indien een ontheffing daarentegen niet kan worden gebaseerd op de artikelen 17 tot en met 22, dient wel te worden bezien of deze wellicht wel op artikel 23 kan worden gebaseerd. Daarbij dient bij de toepassing van de artikelen 17 tot en met 22 per afzonderlijke bepaling te worden bezien of zij een uitputtend of verbiedend karakter dragen. Het een en ander is tot uitdrukking gebracht met het woord 'onverminderd' in de aanhef van artikel 23, eerste lid. Dit brengt immers met zich dat zowel de uitputtende en verbiedende bepalingen alsook de overige bepalingen van de artikelen 17 tot en met 22 onverkort van toepassing zijn.
Artikel 23 bevat een aantal gronden die het verwerken van gevoelige gegevens aanvullend veroorloven, voor zover de voorafgaande bepalingen geen verbod bevatten. Het artikel zelf bevat geen bepaling die als een verbod is geformuleerd. Dit houdt in dat, mocht bij voorbeeld de betrokkene gelet op artikel 23, eerste lid, onder a, voor een verwerking geen uitdrukkelijke toestemming geven, het karakter van dit voorschrift er niet aan in de weg staat dat een ontheffing van het algemene verwerkingsverbod van artikel 16 desondanks kan worden gegrond op bij voorbeeld artikel 23, eerste lid, onder e. Indien de verwerking in een bepaalde situatie noodzakelijk is met het oog op een zwaarwegend algemeen belang, dan kan de Registratiekamer niettemin een ontheffing verlenen van het verwerkingsverbod, ook al is niet voldaan onder de voorwaarde onder a. Dezelfde situatie doet zich voor als de betrokkene op grond van artikel 23, eerste lid, onder a, zijn toestemming intrekt. Ook dan kan artikel 23, eerste lid, onder e, een toereikende basis zijn.

[Mvt, pagina 22-24]